2002/2003 SENEGAL

2002/2003 SENEGAL

DAG 1 – DAKAR

Beide vliegtuigen die we moeten nemen vandaag vertrekken met vertraging. Naar Parijs zorgt de mist voor oponthoud en naar Dakar speelt ons het mysterie van de passagier die er niet zou moeten zijn parten. Als na veel tellen blijkt dat hij er toch echt niet is kunnen we opstijgen. Na een rustige vlucht met foie de gras en andere haute cuisine landen we in nachtelijk Dakar. Zoals altijd in Afrika licht hectische toestanden bij het vliegveld maar we zijn snel door de douane. Als we onze rugzakken te pakken hebben stappen we bij een oud mannetje in zijn rammelende taxi en rond middernacht zitten we in het door ons van tevoren gereserveerde hotel Oceanic.

DAG 2 – DAKAR

We hebben voor het vieren van de kerst onze zinnen gezet op de oevers van Lac du Rose. En dat is niet eenvoudig want transport er naartoe is ietwat gecompliceerd. Daarom gaan we op zoek naar het “mannetje met een auto”. We lopen er zo’n drie keer voor heen en weer tussen het hotel en een reisbureautje. Ten slotte krijgen we in het hotel de belofte dat ze iemand zullen zoeken en dat geeft ons de gelegenheid om onze eerste uitstapje aan te vangen naar het Ilhe de Goree.

Île de Gorée

We moeten jammer genoeg tot 14.30 wachten voor er een boot vertrekt waardoor we niet zo veel tijd op het eiland hebben. Maar het is zo klein dat je in een uurtje al heel wat rond kunt dwalen in de smalle straatjes. Er zijn weinig toeristen en daardoor hangt er een lome sfeer. De mensen hangen wat rond want het heeft weinig zin om veel actie te ondernemen met zo weinig potentiële klanten. Alles staat volop in bloei als in de kerk druk wordt gewerkt aan de versiering voor het kerstfeest. Het huis van de slaven en andere musea laten we voor wat ze zijn om nog wat van de lekkere middagzon te kunnen genieten op een terrasje in de haven.

Terug in Dakar eten we in het hotel en daarna gaan we op zoek naar Bar Goree, een openluchtdisco. Maar een jongen op straat haalt ons over om naar een concert te gaan. Een Italiaanse familie gaat ook mee. Maar als we bij de betreffende zaal aankomen blijkt het hele spektakel pas rond 1 uur ’s nachts te gaan beginnen. Wij staan om 11 uur voor de deur en er is nog geen hond te bekennen. We hebben niet de puf om te gaan wachten of het later toch nog gezellig wordt en zo valt ons avondje stappen behoorlijk in duigen. En niet veel later zitten we, na een duur taxiritje terug, weer in ons hotel. In hetzelfde straatje bevindt zich ook nog een bar dus we gaan daar maar een kijkje nemen. Een op Uncle Festus uit de Adams Family lijkende oude kerel zwaait er de scepter. Hij zit zich te goed te doen aan overgebleven oesters van het kerstdiner terwijl hij tevreden zijn lodderogen laat gaan over de zwarte schoonheden die hij aan zijn bar verzamelt heeft. Hij moedigt ze zelfs aan een dansje bovenop de bar te maken. Een flard van het liedje Che Guevara, dat we op Cuba zo vaak hoorden, komt voorbij en Uncle Festus trakteert ons vanwege kerst op een zelf gebrouwen melkachtig drankje.

DAG 3 – LAC DU ROSE

Een taxi brengt ons van Dakar naar Bonaba Café aan het Lac du Rose. Om bij dit kampement uit te komen moet hij helemaal rond het meer rijden tussen de zoutbergen aan de oevers door. Als we aankomen twijfelen we erg of we wel moeten blijven. Het is hier wel erg afgelegen en het lijkt totaal verlaten. En de taxichauffeur wil ons voor een fikse prijs best naar St. Louis brengen. Maar na kort beraad besluiten we toch te blijven.

Niet veel later constateren we tevreden dat we een goede keuze hebben gemaakt als we over hoge zandduinen klauteren op weg naar de woeste zee. Het besef dringt bij ons door dat het hier toch eigenlijk om gaat, op kerstdag door de beukende golven duiken onder een stralende zon op een kilometers lang verlaten strand. ’s Middags maken we een wandeling langs het Lac du Rose dat niet zo roze is dan sommige foto’s doen vermoeden, maar toch.

Er zijn ouwe Franse hippies gearriveerd die in fladderende zwarte mantels op de steiger mystiek foto’s staan te maken en bij het kampement hebben ze een TV op een accu aangesloten want de worstelwedstrijd waar het land al dagen van in de ban is, die tussen Tyson en Bombardier, gaat beginnen. Het worstelen hier bestaat eruit dat twee kerels urenlang om elkaar heen draaien als twee bidsprinkhanen, om dan ineens een allesbeslissende aanval in te zetten. Tegen de verwachting in gaat Bombardier met de eer strijken.

Tijdens het eten arriveren er nog twee jonge Fransen die bij ons aan tafel komen zitten. Ze geven ons het advies om in St.Louis vooral naar de jeugdherberg te gaan en we voelen ons gestreeld dat ze blijkbaar vinden dat wij daar op onze leeftijd nog steeds zouden kunnen aankloppen. Nu we ons toch weer jong voelen slaan we de joint die even later rond gaat, als we voor de hutten zitten, ook niet af. En met nog een slok whisky erbij is deze kerstavond onder de immense sterrenhemel helemaal goed.

DAG 4 – ST. LOUIS

Terwijl de zon weer volop begint te schijnen brengt de Franse hippie voor zijn hut de zonnegroet en doet nog wat andere vage Tai Chi oefeningen. Na het ontbijt laten we een taxi bellen. We nemen afscheid van de mensen van Bonaba Café en de jonge Fransen, die gaan paardrijden en gaan dan met de taxi op weg naar Rufisque. Daar willen we met de bus verder maar dat blijkt, zo midden op de dag, lastig. Geen bus meer te bekennen. Een taxichauffeur ziet ons staan en doet ons het aanbod om ons voor 25000 CFA naar St. Louis te brengen, 200 km verder. We kunnen het aanbod van snelheid en luxe niet weerstaan dus gaan we met de man op weg. Maar hij heeft nog een slimme truc voor ons in petto. Zonder dat we het in de gaten hebben speurt hij naar auto’s met lege plekken, die dezelfde richting op gaan. Als hij een snelle mercedes in het vizier krijgt ziet hij zijn kans schoon. Met lichtsignalen en getoeter laat hij de man stoppen, wendt een defect aan zijn auto voor, geeft de chauffeur 5000 CFA en vraagt of deze ons dan mee wil nemen naar St. Louis. De winst voor de taxichauffeur is 20000 CFA zonder dat hij helemaal naar St. Louis hoeft te rijden. Gelukkig hebben wij ook een mazzeltje met onze nieuwe chauffeur want hij wil de 5000 niet. Hij is op weg naar Mauritanië en met 140 kilometer per uur schiet dat lekker op.

Het hotel dat we hadden uitgezocht zit helemaal vol dus wagen we een poging bij Auberge Harmattan, dat uitgestorven lijkt. Na veel gebonk op de deur doet er toch iemand open en we belanden zomaar in een enorme suite. Twee kamers, een balkon, TV en warm water. Geluk bestaat echt.

Als de avond over St. Louis valt leveren honderden vissers op het strand een gevecht met de branding. Een schitterend schouwspel in de avondzon. Ze moeten precies het goede moment kiezen om met hun grote meterslange boten door de golven te breken. 20 tot 30 man per boot zijn er behoorlijk lang zoet mee.

Na het eten drinken we nog een biertje in het naast ons hotel gelegen Cubaans georiënteerde Iguana Café waar opnieuw het lied “Che Guevara” klinkt terwijl de portier zijn best doet op de vrijheidsstrijder zelf te lijken. Helaas komt het feest zelf niet echt op gang.

DAG 5 – ST. LOUIS

We organiseren voor morgen een tripje naar het vogelreservaat en daarna proberen we een hutje te boeken op de Langue de Barbarie, een kampement. Maar helaas is alles voorlopig volgeboekt dus we zullen ons wat anders moeten laten invallen.

Pont Faidherbe

Maar eerst kunnen we ons gaan wijden aan de bezichtiging van St. Louis. Natuurlijk moeten we de fameuze ijzeren brug (zogenaamd van Eiffel)een keer op en neer lopen en daarna slenteren we door de straatjes op het eiland.

Er zouden nog ergens wat Art Deco huizen moeten staan maar we kunnen ze niet ontdekken. Aan de andere zijde van het eiland steken we weer een brug over om op de landtong Langue de Barbarie te komen. Na een wandeling door de visserswijk nemen we een taxi die ons naar een hotel aan zee brengt waar we lunchen om daarna een plons in het hotelzwembad te nemen. Na het zwembad moeten we natuurlijk ook even een duik in zee nemen om daarna via het strand terug te lopen naar St. Louis tussen de enorme verzameling vissersboten door die op het strand liggen.

’s Avonds eten we in een voortreffelijk restaurant dat alleen een erg foute naam heeft: Le Snack.

In een grote tent bij de brug vindt een moslim bijeenkomst plaats. In hun mooiste kleren komen de mensen er in grote getale op af. Sommige groepen gaan gehuld in allemaal dezelfde kleur. Het eentonige gezang schalt uit de luidsprekers maar wat precies de reden van de bijeenkomst is wordt ons niet duidelijk. We laten de religieuze activiteiten voor wat ze zijn en gaan op zoek naar aardser vermaak. In een café vlakbij ons hotel is een percussiegroep net op stoom aan het komen dus besluiten we daar de avond met een lekkere Gazelle.

DAG 6 – ST. LOUIS

Om half negen staat er een auto voor de deur die ons naar het Djoudj vogelreservaat aan de grens met Mauritanië brengt. Daar gaat het verder in een bootje, langs kolonies aalscholvers, grote groepen reigers die in de bomen zitten te dommelen en af en toe een wrattenzwijn.

Ook zitten er krokodillen, maar van een heel andere maat dan in Ethiopië. Maar waar het allemaal echt om gaat zijn de uit het water stekende rotsplateaus die afgeladen vol zitten met duizenden pelikanen met hun zwarte kuikens. De ouders komen majestueus in slagorde aanvliegen na een visexpeditie.

Terug in St. Louis bekijken we delen van de stad die nog aan onze aandacht ontsnapt waren en ’s avonds is er in het Centre Cultural Français een concert van Ma Flash, een groep uit Thiés. De zangeres is erg goed, evenals haar collega muzikanten maar de muziek is al té westers, soms bijna songfestival melodieën. En er moeten allemaal mensen op het podium die er niet horen, het kind van iemand dat ook een beetje kan zingen, een man die ook wat kan spelen op het keyboard of een peloton plaatselijke rappers. Dan moet er ook nog tijd gevonden worden voor de bandleden om paringsdansjes met meisjes uit het publiek uit te voeren en door al die fratsen komt het concert nooit echt op gang om te gaan spetteren.

DAG 7 – LANGUE DE BARBARIE

Met een taxi gaan we op weg naar de Zebrabar in het natuurgebied Langue de Barbarie. Een hobbelige weg, maar wel een die langs een flamingokolonie voert. De Zebrabar is het basiskamp voor de zandbakrijders. De liefhebbers die met allerhande vehikels door de Sahara scheuren. Maar voor de simpele rugzaktoerist zijn er ook prachtige hutten beschikbaar. Een hoge uitkijktoren biedt een wijds panorama over de hele omgeving.

Na de entree voor het nationaal park voldaan te hebben laten we ons met een bootje de rivier over varen, lopen in een paar minuten de landtong over om dan aan te komen bij kilometers lang strand, exclusief voor ons. Pas na een uur worden we even gestoord door een groepje dat ook even een duik komt nemen. Zwemmen is onmogelijk door de enorme kracht van het water, het is meer bodysurfen op de woeste golven.

’s Avonds eten alle gasten van de Zebrabar gezamenlijk aan een lange tafel. Helaas zijn de sterke verhalen over autopech en hachelijke situaties niet zo interessant dat het echt gezellig wordt en als een overjarige hippie dan ook nog uitweidt over het eerder opwekken van de zwangerschap om te voorkomen dat ze een schorpioenkind kreeg voel ik mij, als trots schorpioenkind, teveel aan deze tafel. Maar ook buiten wordt ons weinig tijd gegund want om 10 uur gaat het licht uit.

DAG 8 – LANGUE DE BARBARIE

Niet op zondag maar op maandag is er hier het gekookte eitje bij het ontbijt. Hierdoor gesterkt wagen we een proefvaart met een kajak. We moeten uitvinden of wij als survival-haters toch in staat zijn tot enig gericht gepeddel. De eerste resultaten zijn niet onaardig hoewel de stroom ons wel steeds weer naar de wal wil duwen.

Gesterkt door onze proefvaart van vanochtend wagen we ’s middag de grote oversteek, de rivier over. De zee aan de andere kant van de landtong is nog woester dan gisteren dus het is uitkijken geblazen. Op het strand vinden we een aangenaam tijdverdrijf in het gooien van brokjes zand naar de krabben die bij het horen van de plof meteen op het mogelijk voedsel afgaan. En aangezien het hier wemelt van die beesten zijn we er een hele tijd zoet mee.

We varen natuurlijk niet met onze kajak terug voor ik een groep vissers heb geholpen met het binnenhalen van de sleepnetten. Het is zwaar werk om het gevaarte aan wal te krijgen.

De avond brengen we door met de verhalen van een Franse verkoper van buitenboordmotoren en dan zit het verblijf bij de Zebrabar er al weer bijna op. Misschien ook maar beter want over buitenboordmotoren hebben we weinig te melden.

DAG 9 – ST. LOUIS

Namens Joop Braakhekke voeg ik een item over de zebra-biefstuk toe aan het gastenboek van de Zebrabar en daarna mogen we met de eigenaar in zijn zebracar mee terug naar St. Louis. Onze luxe suite van de vorige keer is niet meer beschikbaar dus we zijn veroordeeld om de jaarwisseling door te brengen in de muffe kamer van Hotel du Palais. We zwerven de hele dag een beetje door de stad op zoek naar aankondigingen van grootse feesten. Het leger blijkt een feest te geven evenals de brandweer, alleen voor middernacht valt er nergens echt beweging waar te nemen en dan duurt de avond heel erg lang. Een kopje koffie hier, een colaatje daar en dan nog maar eens een ommetje door de straten. Uiteindelijk vinden we onszelf gewoon terug in het café op de hoek waar de jaarwisseling uiterst lauw voorbij gaat. Een groepje rammelt wat op de trommels, jongens worden een beetje dronken en af en toe zeurt er iemand om geld voor zijn vertoonde danskunsten. Uit de pet die me voorgehouden wordt neem ik een biljetje en gooi dat in de muts van een ander. Zo blijft het geld rollen. Om half twee vinden we het wel mooi geweest en zoeken ons bedompte hol op.

DAG 10 – TOUBA

Met volle bepakking lopen we over de prachtige brug het eiland van St. Louis af. Naast de brug staan bussen en taxi’s opgesteld voor verder vervoer. In een zogenaamde sept place, een peugeot met zeven zitplaatsen krijgen we een plekje achterin toebedeeld. Daarna volgt het lange wachten op de zevende passagier want anders wordt er niet vertrokken. Tot we ineens het lumineuze idee krijgen om zelf voor die plek te betalen waardoor we ook nog wat ruimer kunnen zitten. Ineens begint iedereen in actie te komen. Een geit wordt half in een zak op het dak gebonden en dan gaan we op weg naar Touba.

In Touba zijn er geen overnachtingsmogelijkheden voor ongelovigen dus moeten we door naar Mbaké waar een kampement is met mooie hutten. Wel tegenover de vuilnisbelt. Verder is het er volledig uitgestorven dus we wachten geduldig op het avondeten met een boekje en een drankje. Op TV is er weer een worstelwedstrijd die al net zo traag verloopt als het leven hier. Een half uur staan twee kerels wat met de handen tegen elkaar te slaan en dan ineens, in een flits, één actie, tegenstander op de grond en wedstrijd afgelopen.

We doen ons best om onze kip zo langzaam mogelijk op te eten om de avond nog wat te rekken, maar na het nieuws met beelden van de nieuwjaarswisselingen in Londen, Moskou, Parijs en New York is de avond hier toch echt ten einde en zijn we gedwongen onze hut op te zoeken.

DAG 11 – TOUBA

Met een pick-up taxi rijden we naar Touba om daar de moskee te bekijken. Twee meisjes in de taxi maken mijn vrouw er attent op dat er dan eerst een sjaal voor op het hoofd gekocht dient te worden. En dus gaan ze ons bereidwillig voor, de markt op, om een geschikte sjaal te zoeken. Als we die hebben gevonden blijken er bij de moskee opnieuw bereidwillige handen die helpen om de sjaal ook nog op de goede manier te draperen, om de factor blote huid maximaal te verminderen.

De moskee zelf is erg gemoedelijk. Met de schoenen in de hand hobbelen we achter de gids aan. Het is in deze moskee een beetje een bij elkaar geraapt zooitje van allerlei soorten marmer afgewisseld met tegelwerk en Arabische motieven maar door de grote leegheid is het als geheel toch zeer indrukwekkend. En dat je alles mag zien is ook bijzonder, zelfs het mausoleum mogen we in. We bekijken ook de bibliotheek en het kerkhof. Net als in Varenasi in India is het hier ook dé plek om te sterven als je een gelovige bent. Door om giften te bedelen hoopt men die droom te verwezenlijken en het hier uit te zingen tot de dood er op volgt.

Alcohol en tabak zijn taboe in Touba, dus na nog even over de markt geslenterd te hebben vertrekken we met een pick-up taxi weer uit Touba want mijn vrouw moet roken. Iedereen wordt weer op elkaar gepropt en mijn vrouw meent zelfs kippenpoten in haar zij te voelen klauwen. Later blijken het de grijpgrage vingers van onze behulpzame buurman geweest te zijn, die mijn vrouw ’s portemonnee rolde terwijl hij ons ondertussen vertelde waar we eruit moesten. Mijn vrouw beloofd plechtig, na de tweede roof binnen een half jaar in Afrika, de heuptasjes vaarwel te zeggen. Het is in ieder geval een vaarwel aan 25 euro.

In Mbaké is er ook een markt bezig dus snuffelen we daar ’s middags ook nog even rond. Bij een ontmoetingsplek worden we gelokt door de muziek en we ontmoeten er twee mannen waarmee we de hele verdere middag blijven filosoferen over het leven. Na nog een glaasje koffie gedronken te hebben laat een van de twee ons ook nog even zijn huis zien. Dat betreft alleen een slaapkamer terwijl de rest van het dagelijks leven zich afspeelt op de grote patio buiten.

Terug in ons hotel valt prompt het licht uit zodat we moeten dineren bij kaarslicht. Maar met of zonder stroom, na het journaal op TV is er verder niks meer te beleven hier.

DAG 12 – KAOLACK

We verwachten een lastige reisdag maar dat blijkt alleszins mee te vallen. Vlakbij ons hotel kunnen we met een sept-place naar Djourbel en vandaar op dezelfde wijze door naar Kaolack.

Kaolack blijkt een leuke stad met een grote overdekte markt. De kleermakers zitten er in groepen bij elkaar achter hun naaimachines en op een andere plek zijn de leerbewerkers druk bezig.

Bij de alliance France-Senegal staat voor vanavond een concert aangekondigd en het gebouw zelf is een kleurrijk Afrikaans spektakel. Er wordt net een expositie ingericht en er is een grote bibliotheek.

Zoals zo vaak in Senegal zijn de leuke hotels en restaurants in handen van blanken. Hier weer een restaurant waar Libanezen de scepter zwaaien. We eten een lekkere steak die we met veel koud bier wegspoelen en gaan dan opgetogen naar het concert. Maar helaas, de affiches zijn verdwenen, de zaak zit op slot en onze vrijdagavond wordt dus een fiasco. Want tot middernacht wachten tot er ergens anders wat leven in de brouwerij komt is niet op te brengen.

DAG 13 – NDANGANE

We zijn in een gemakzuchtige bui dus pakken we voor ons hotel een taxi en laten ons comfortabel in twee uur naar Ndangane brengen. De chauffeur moet nog wel even moeite doen om op zaterdag ergens zijn permissie papiertje te krijgen om met zijn taxi buiten de stadsgrenzen te mogen. Voor 24.000 CFA moet hij het eerste deel van de route, een weg vol kuilen, veilig zien door te komen maar daarna valt het wel mee. Op een politieagent na dan die een bijdrage in de kosten wil.

Het kampement in Ndangane, Gite de Cormoran, is een paradijsje. We krijgen een hut met uitzicht op de rivier en het Franse echtpaar dat de boel runt is zeer attent.

’s Middags wandelen we naar het dorp waar we meteen voor morgen een boot huren.

In het kampement wacht ’s avonds een bord garnalen en vis zodat we gesterkt de lokale disco kunnen verkennen. We zijn vroeg maar tegen middernacht wordt het voller. Naast ons zit een vrouw die haar BH gebruikt als handtasje. Alles tovert ze eruit tevoorschijn; geld, sigaretten en aanstekers. Qua dansen is de Europese wijze hier ook al de norm geworden want er wordt zeer truttig en sloom bewogen. Van de Afrikaanse explosiviteit is weinig meer te zien. Maar al met al kan Ndangane er wel mee door.

DAG 14 – NDANGANE

Het boottochtje door de delta is weinig opwindend. We varen niet echt ver weg van Ndangane. Er zijn wat vogels, wat lage bosjes, maar daar houdt het wel mee op. Om echt wat te zien moet je verder weg en vroeger op pad. We leggen aan bij Mar Lodj, het dorp aan de overkant waar we worden besprongen door de verkoopsters. Ook al geen reden om lang te blijven dus. Daarom geven we ons na dit tochtje maar weer over aan de geneugten van het strandleven; luieren, lezen, garnalen en witte wijn.

’s Avonds staat er speenvarken met gember, anijs en mint op het menu. Erg gewaagd maar niet erg lekker. Na het eten komt het “lokaal gestookt” op tafel en maken we kennis met le Commandant. Een oude Belgische piloot die voor Sabena, Air Maroc en Air Afrique heeft gewerkt en die hier nu in de winter zijn oude dag slijt. Naast piloot is hij ook vibrafonist en is ook in die hoedanigheid overal geweest. Hij kent Rita Reys, Pia Beck, Toots Tielemans en Jerry van Rooyen en vele anderen. En terwijl we de verschillende brouwsels van peer, bessen en ander fruit proeven volgen er verhalen uit ver vervlogen tijden. Over oude vliegtuigen, exotische bestemmingen en gesleep met de vibrafoon in centraal Afrika. Kortom een aangename avond.

DAG 15 – JOAL-FADIOUT

We verlaten het troetelkampement van Odille en haar man om via pistes, zoutvlaktes en dorpjes een veel spartaanser onderkomen te betrekken in Joal. De eigenaar was ooit bekend om zijn act met dansende pelikanen. Nu zitten de dieren opgesloten in kleine vieze hokken waar ze knorren als varkens en een zelfde stank veroorzaken. Uit de kranen komt nauwelijks water maar ze hebben hier wel een stinkende put. Muggen zijn de meest tevreden bewoners van dit onderkomen.

Het is een lekkere warme dag. We wandelen via een smerig strandje, waar wel joekels van schelpen liggen, naar de lange houten brug die toegang tot het eilandje Fadiout biedt. Het is helemaal gebouwd op schelpen. We lopen door de nauwe straatjes waar de meeste mensen tijdens de middaghitte siësta houden. Hierdoor is het lekker rustig met weinig opdringerige gidsen of verkopers. Bij het water staan vele stellages waarop vissen en schelpdieren liggen te drogen en verderop in het water staan hutjes op palen om het eten droog in te bewaren. Een andere houten brug leidt naar het knekeleiland. Alleen maar kruizen en graven, natuurlijk weer bedekt door schelpen. De mensen uit Fadiout weten precies welke gang ze ooit zullen maken.

Bij een kunstenaar drinken we thee. Hij wil ons natuurlijk zijn werk verkopen maar we zijn niet erg onder de indruk van zijn werk.

In ons hotel staat er schol op het menu. Het voor- en nagerecht, garnalen en crêpes, smaken hetzelfde als de schol want alles komt van dezelfde barbecue. Om de hoek bevindt zich de mooie nieuwe Havana bar waar we wat drinken. Helaas blijkt de maandagavond geen stapavond voor de inwoners van Joal, dus zitten we al snel alleen.

DAG 16 – NIANING

Met een taxi en een sept-place zijn we razendsnel in Nianing. Daar worden we vlakbij het hotel van onze keuze afgezet, maar door verkeerd te lopen weten we het toch nog voor elkaar te krijgen om met volle bepakking langs het strand te zwalken. Gelukkig trekt een jongen met een fiets zich ons lot aan en maakt een eind aan onze dwaaltocht. We komen terecht in een prachtig kampement. Hutten, allemaal met schelpenpatronen op de muur, met daarvoor hangmatten, zithoekjes en afdakjes. Een hele verbetering na de stank van de pelikanen in Joal.

We bevinden ons nu aan de “petit cote” en dat betekent zon, zee en strand. En schelpen, want er liggen hier enorme exemplaren in bergen op het strand. Het water is rustig in vergelijking met de noordelijke kust. Tussen de middag even weg van het strand voor de dagelijkse portie garnalen om daarna weer verder te bakken. We bivakkeren vlakbij een groot resort hotel want daar hebben ze mooie hutjes op het strand staan die voor wat schaduw zorgen.

In ons hotel, dat in de Lonely Planet al geroemd werd om zijn Franse keuken, eten we voortreffelijk en na het eten komt er nog een percussiegroep in actie voor een showtje.

DAG 17 – NIANING

Een tweede dag op dezelfde plek kan snel verworden tot sleur. Weer naar het strand, schelpen zoeken. Weer dezelfde jongens met de fantastische openingszin: donne-moi 1000 franc! Ook het plekje voor het bejaardenoord en de garnalen en friet zijn hetzelfde maar de zon en het water vervelen nooit.

Ook bij ons hotel zijn ze zich bewust van het risico van verveling van de verwende toerist. Daarom gaan ze het vandaag helemaal anders doen. Er worden kussens op de vloer gelegd en er worden grote schalen met Thieboudien geserveerd, het nationale gerecht van rijst, vis en groente. Te eten zonder bestek, met de hand. We kunnen net aan deze folklore ontsnappen omdat er Fransen genoeg zijn voor deze gezellige happening en wij mogen gewoon in het restaurant op een stoel zitten met de vork in de aanslag.

Ondanks het feit dat het hier een fantastisch kampement betreft wordt het tijd om te vertrekken want als we ons moeten laten vermaken is er iets mis.

DAG 18 – SALY-PORTUGAL

Openbaar vervoer is niet nodig want de volgende jongen met auto staat alweer te wachten om ons rechtstreeks naar Auberge Khady te brengen in Saly-Portugal. De Auberge is net buiten het grote toeristenreservaat gelegen en is eigenlijk nog leuker dan ons vorig onderkomen. Er hangen prachtige maskers aan de muur en hier zwaait een Belgische de scepter.

We lopen langs het strand naar Saly-Portugal en wanen ons in de Algarve. Toeristencomplexen met daarvoor gebraden lichamen, jet-ski’s, surfplanken en boten. Daarbij hoort natuurlijk een Marche Artisinal waar ze belachelijke prijzen vragen. En bij de bank willen ze onze creditcard ook al niet hebben. Het moge duidelijk zijn dat wij niet de gewenste toeristen zijn hier. Maar onbeschoft als we zijn doen we net alsof onze neus bloedt en gaan gewoon tussen de massa’s op het strand liggen genieten van de zon.

De festiviteiten die hier ’s avonds ongetwijfeld plaatsvinden laten we wel aan ons voorbijgaan want een tweede keer op een dag hierheen lopen is weer iets teveel van het goede.

DAG 19 – MBOUR

We weten niet waaraan we het te danken hebben maar ineens is het bewolkt in Senegal. De hele nacht heeft het al stevig gewaaid en blijkbaar de wolken naar ons toe geblazen. We gooien daarom de plannen om en besluiten een strandwandeling naar Mbour te maken. Gelukkig begint de zon er al snel weer door te komen. Het is ongeveer een uurtje lopen en hoe dichter we bij de stad komen hoe meer boten er op het strand liggen en hoe groter de bergen vuilnis worden.

Alles in Senegal staat in het teken van de visserij. Overal boten, markten, stellages om vis te drogen, netten en andere hulpmiddelen om schaal- en schelpdieren te vangen. Boten worden nog steeds op traditionele wijze gebouwd van hout en er zijn weinig tekenen die wijzen op modernisering.

In Mbour is er markt en ik vind zowaar nog een leuk Hip Hop shirt. Daarna lopen we weer terug langs het strand, maar net als we ons aan het eind van de middag willen overgeven aan de laatste zonnestralen gaat de zon er van tussen. Toch houden we tot zes uur stug vol.

’s Avonds is er in onze Auberge een Soiree Senegalese, wat betekent dat er tijdens het diner live muziek en dans is. Bijzonder is dat de groep een liliput danseres in haar gelederen heeft, minder is dat ook het dochtertje van de eigenaresse mee moet doen. Er wordt flink op los getrommeld, maar het voornamelijk wat oudere publiek wat hier op af gekomen is raakt niet echt opgewonden. Als een nachtkaars gaat het spektakel dan ook uit rond een uur of elf.

DAG 20 – SALY-PORTUGAL

Tijdens de ochtendsessie op het strand is het nog vrij helder, later op de dag komt er steeds meer bewolking. Daarom maken we na de lunch maar weer eens een wandelingetje langs de bakkende Fransen aan het strand van Saly. Hier en daar zorgt een aangespoelde zeekomkommer voor wat opwinding. De Senegalese vrouwen met het fruit op hun hoofd, de mannen met Chanel no. 5, rolexen en Ray Bans lopen hun eindeloze patronen heen en weer. Iedereen wordt begroet alsof het oude vrienden betreft die ze al jaren kennen. En daarna is het moeilijk afscheid nemen van die “oude bekenden” zonder een kleinigheid te kopen.

Twee oude Belgische tantes wisselen wetenswaardigheden uit over de gevaren die de alleen reizende dikke oude vrouw loopt in zwart Afrika waar ongure taxichauffeurs en vrouwen verslindende moslimmannen altijd op de loer liggen.

In ons cafeetje op de hoek drinken we met de lokale boys wat gin-tonics tot het moment dat ze beginnen te zeuren om kleding, mobiele telefoons en oorbellen. En of we niet even mee willen naar hun winkeltje? Dan is het tijd om af te taaien.

DAG 21 – DAKAR

Met de auto van de ijscoman rijden we van Saly terug naar Dakar. Op zondag is Dakar uitgestorven en nadat we ons weer gesetteld hebben in Hotel Oceanic kunnen we in betrekkelijke rust door de stad wandelen. Maar in een stad die het juist moet hebben van de hectische drukte is dat maar even leuk. Daarom brengen we ’s middags een bezoekje aan het museum waar West-Afrikaanse maskers te zien zijn. Zo kunnen we weer zien welke soorten we thuis hebben. Er zijn onder andere Dogon, Bambara, Diola en Ibo maskers te zien. Op de eerste verdieping is een kunstenaar met klei bezig om een groot aantal taferelen te maken die de slavernij aan de kaak stellen, erg bijzonder.

Terug in de stad vinden we een winkel waar meer maskers hangen dan in het museum. Maar omdat onze muren thuis al vol hangen zijn we niet meer zo makkelijk te verleiden. In een andere winkel ontdekken we wel een fetisj pop met scherven die we ooit in Ghana nog te eng vonden. Misschien komen we hier morgen wel voor terug.

In ons hotel is het een gezellige drukte met allemaal Amerikanen dus eten we daar maar.

DAG 22 – DAKAR

Gelukzalig openen we ’s morgens de balkondeuren want er is weer volop zon. We gaan er alles aan doen om daar op onze laatste dag flink van te genieten. We pakken opnieuw de boot naar Goree om daar in alle rust de wandeling van het begin van de vakantie nog eens over te doen. Nu bezoeken we wel het Maison des Sklaves dat vooral mooi is door zijn dubbele trap in haar steenrode kleur. Voor de rest zijn er de lege vertrekken waar ooit de slaven gevangen zaten hoewel de historici vraagtekens plaatsen bij de intensiviteit van het gebruik. Maar elke slaaf was er een teveel.

Ook de omgeving van het kasteel was de vorige keer aan onze aandacht ontsnapt. Er heeft zich hier een kleine kunstenaarskolonie gevormd voor wie het weidse uitzicht een permanente inspiratiebron moet zijn. Boven op de berg staan nog een paar kanonnen uit de tweede wereldoorlog.

De lunch kan natuurlijk niet wat anders zijn dan garnalen met knoflook en een pinchet rosé.

Prachtig uitgedoste mensen bezoeken het eiland, naar al snel blijkt voor een begrafenis. Geen trieste zwarte rouwkleding maar full color lappen en hoofddeksels.

Terug in Dakar gaan we snel onze fetisjpop kopen voor 24 euro en dan is het eten, afscheid nemen van de mensen van Oceanic en via een dodemansrit naar het vliegveld. We tellen 3 aanrijdingen en 2 spookrijders. Gelukkig is de vlucht naar Europa een stuk rustiger.

Een gedachte over “2002/2003 SENEGAL

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.